Hoe dient u zichzelf insuline toe?

Dat kan onderhuids: De onderhuidse injectie is de meest gebruikte methode. Dit kan met een: injectiespuit insulinepen (navulbaar of voor eenmalig gebruik)

De insulinepen

De insulinepen heeft de injectiespuit vervangen, die jarenlang de enige manier was om insuline in te spuiten. Met een insulinepen kunt u de stap van het vullen van de spuit overslaan en wordt de injectie zelf gemakkelijker.

De insulinepen bevat:

• een naaldhouder
• een insulinepatroon
• een systeem om de dosis te kiezen en de injectie te starten. Meestal is dat een drukknop.

Er bestaan ook voorgevulde insulinepennen met verschillende soorten insuline. Het voordeel? U hoeft geen patroon meer te vervangen.

Voor elke nieuwe injectie een nieuwe naald. Elke diabetespatiënt zijn eigen insulinepen.

De insulinepomp 

Dit systeem geeft heel de dag lang een continue dosis insuline af. Het bootst de werking van de pancreas na. Voor elke maaltijd kunt u de dosis verhogen. De uitwendige insulinepomp met onderhuidse injectie: het is een uitwendig apparaatje dat je steeds bij je draagt. Het is verbonden met een slangetje (katheter) dat eindigt in een dun naaldje dat onder de huid wordt aangebracht. Het naaldje moet elke dag vervangen worden. De huid moet eerst ontsmet worden en de katheter mag maximaal twee dagen ter plaatse blijven. Dit systeem is vaak doeltreffend om de diabetes goed in evenwicht te houden.  

Insuline bewaren

• U moet ongeopende verpakkingen in de koelkast bewaren, op een temperatuur tussen +2°C en +8°C. Let op: u mag insuline niet invriezen.

• Na het eerste gebruik kunt u de insuline op kamertemperatuur (25°C) bewaren in haar oorspronkelijke verpakking (flesje, patroon) of in de pen met dop. Ze blijft meestal maximum vier weken goed, als u ze beschermt tegen licht en overdreven warmte.1

De houdbaarheid van het product is aangeduid op het doosje van het geneesmiddel. Gebruik nooit insuline die vervallen is.