Orale antidiabetica (hypoglycemiërende geneesmiddelen)

Orale antidiabetica (hypoglycemiërende geneesmiddelen)

Orale antidiabetica worden alleen gebruikt door mensen met diabetes type 2. Indien het aanpassen van de voedingsgewoonten en meer bewegen niet volstaan voor het onder controle brengen van uw HbA1c, zal de arts u antidiabetische middelen voorschrijven. Terwijl u ze neemt, moet u evenwichtig blijven eten en voldoende lichaamsbeweging blijven nemen, want dat zal de doeltreffendheid van de behandeling bevorderen.

Er bestaan 6 grote families van orale antidiabetica of hypoglycemiërende middelen (hypoglycemiërend betekent dat ze de bloedsuikerspiegel verlagen):

  • Geneesmiddelen die de gevoeligheid ter hoogte van de lever, spieren en vet verhogen en de glucoseproductie door de lever verlagen. Dit zijn de biguanides.

  • Geneesmiddelen die de gevoeligheid van de spieren voor insuline verhogen en de glucoseproductie in de lever doen dalen Men noemt ze insulinesensibiliserende middelen. Voorbeelden zijn thiazolinediones of glitazones.

  • Geneesmiddelen die de vrijgave van insuline door de pancreas stimuleren Men noemt ze insulinesecreterende middelen. Voorbeelden zijn sulfonylurea, glinides of incretines.

  • Geneesmiddelen die de opname van suikers na de maaltijd verminderen Dit zijn de zogenaamde alfa-glucosidaseremmers.

  • Geneesmiddelen die de vrijgave van insuline stimuleren na een maaltijd en de hoeveelheid glucose die door het lichaam wordt aangemaakt, verlagen Dit zijn de zogenaamde dipeptidyl peptidase-4 inhibitoren.

  • Geneesmiddelen die ervoor zorgen dat een deel van het teveel aan glucose in het bloed, wordt verwijderd via de urine Dit zijn de zogenaamde sodium glucose co-transporter-2 inhibitoren. 25

Elk van deze 4 families heeft haar voor- en nadelen. Uw arts kiest de behandeling die u het best past. Hij kan u een of meer families van medicijnen voorschrijven, afhankelijk van de evolutie van uw diabetes.

Referenties